Wederopbouwkunst in Nederland

Blijheid en verdriet: de stemming in de wederopbouwjaren

5 mei 1945. De oorlog is voorbij, Nederland is weer vrij en dat wordt uitbundig gevierd. Blijdschap, niet achteromkijken maar samen wederopbouwen, dat wordt de therapie voor het onverwerkte oorlogsleed. Voorwaarts, de handen uit de mouwen steken, dat wordt het ethos van de overheid

Toch is de stemming in het land in de jaren na de oorlog ambivalent. Men wil wel vergeten, men wil wel de zichtbare oorlogsschade zo snel mogelijk wegpoetsen. Het immense leed en wanhoop waren immers nog te vers om te bevatten.

Maar het ontstellende verdriet over de uitgedunde joodse gemeenschap toen men zich realiseerde dat bijna niemand van de gedeporteerde familieleden en vrienden zou terugkeren, de vele slachtoffers en verwoestingen door bombardementen en artilleriegevechten, de hongerwinter laat zich uiteindelijk niet zomaar wegstopen.

De eerste jaren na de oorlog waren loodzware jaren, jaren waar geen einde aan leek te komen. De machteloosheid in grote delen van het land over het langzame tempo van de wederopbouw. De schaarste. De armoede. En boven alles uit, de toenemende dreiging van een naderende oorlog met Indonesië.

Het is vooral de nieuwe generatie schrijvers en kunstenaars die dat collectieve wanhoops gevoel beschrijven en uitbeelden. Jonge romanschrijvers zoals Gerard Reve, Willem Frederik Hermans, Anna Blaman, Jan Wolkers en Harry Mulisch moesten niets hebben van de opgeruimde wederopbouwmentaliteit en van het gemoraliseer dat daarbij hoorde.

Bij hen geen opbeurende boeken voor de overheid die hoopte op een levenskrachtig geluid. Ze handelen over personen die nergens meer in geloven, geen belangstelling meer hebben voor kunst of wetenschap, geen toekomstdromen koesteren en die zijn geobsedeerd door lichamelijk verval.

Bij de kunstenaars als Dick Elffers, Berend Hendriks, Nel Klaassen, Louis van Roode, die de overheidsopdrachten kregen voor herinneringsmonumenten en voor monumentale kunst – kunst ter versiering van de gevels van nieuwe overheidsgebouwen, kantoor- en winkelpanden – zien we die ambivalentie terug. Bij Zadkine – de verwoeste stad – wel een oerschreeuw over het oorlogsleed en de wanhoop in de geest van Goya, maar heroïsche- of abstracte beelden krijgen de overhand.

Wat de stijl betreft bouwt de nieuwe generatie kunstenaars voort op vooroorlogse kunststromingen, zoals expressionisme, symbolisme en kubisme, maar brak met de traditionele waarden van de beeldende kunst. Modernisme werd de overkoepelende titel van de naoorlogse wederopbouwkunst.

En de onderwerpen van de monumentale kunst zijn eerder optimistisch dan droefgeestig. De thema’s zijn het gezin, sport, flora en fauna, mythologie en bijbels taferelen.

Het is vooral in de vorm dat de oorlog nog alomtegenwoordig is. Daar zien we een beeldtaal met een ondertoon van een niet verwerkt oorlogsverleden. Hoekig, vaak abstract figuratief, ruw, ongepolijst, stevig, verward, tegendraads en vervreemdend. Niet mooi in de zin van fijngevoelig, teder, sierlijk of melancholisch.

Wel zijn ze tomeloos expressief, daarin schuilt hun schoonheid. Als ogen de toegangspoort van de ziel zijn dan verraadt het wezenloos leeg aanstaren van de menselijke figuren met hun grote ogen een enorm trauma. Soms ontbreken de ogen zelfs helemaal, alsof de ziel zich wil verbergen.

Jac Maris

Wederopbouwkunst in Nijmegen

In Nijmegen is veel monumentale kunst te bewonderen. Door het bombardement in 1944, en de artilleriebeschietingen nadien – Marget Garden! – moesten veel winkels, kantoorgebouwen en woonhuizen herbouwd worden. Op en voor de gevels van deze nieuwe panden werd monumentale kunst gemaakt. Kunstwerken van Jac Maris, Jo Uiterwaal, Wim van Woerkom en vele anderen sieren de wanden, vloeren en torens van de wederopbouwarchitectuur. Materiaal en techniek zijn mozaïek, keramiek, beton, glas-in-beton en scrafitto. De thema’s zijn de mythologie, Bijbelse figuren, het gezin, het onderwijs, flora en fauna.

Naast monumentale kunst – de kunst voor en op de herbouwde panden – werden ook oorlogsmonumenten en beelden die betrekking hebben op de geschiedenis van Nijmegen gemaakt, zoals het verzetsmonument op het Trajanusplein waar jaarlijks de dodenherdenking plaatsvindt, en het beeld van Marieke van Nimwegen op de Grote markt.

De monumentale kunst werd financieel mogelijk gemaakt door de 1,5% regeling die de overheid had ingesteld. Van de bouwkosten moest 1,5% aan de kunst worden besteed. Particuliere bouwers namen deze regeling over.

Nijmegen Wederopbouw

Het station

Het oude prachtige station, een combinatie van neo-gotiek en neo-renaissence van architect Peters, een leerling van Cuypers, was door het bombardement op 24 februari zwaar getroffen.

De architect Sybold van Ravesteyn kreeg de opdracht om in moderne stijl een nieuw station neer te zetten, hetgeen in 1954 gerealiseerd werd.

Bij de ontwerper van het Nijmeegse station, Sybold van Ravesteyn speelt monumentaliteit en ornament een grote rol. Zijn reizen naar Italië laat haar sporen achter in zijn Nijmeegs ontwerp. Mede doordat het ook het stationsplein omvat doet het denken aan de colonnade met beelden van de Sint Pieter, maar dan voorzien van een Italiaanse campanile.

De beelden (1953-1954) zijn gemaakt door Jo Uiterwaal, met wie van Ravesteyn veel samenwerkt. De beelden- 1953-1954 – zijn figuratief en hebben een symbolische, leesbare betekenis. Het betreft een ruiterstandbeeld op de arcade,

twee knielende figuren op de dakrand, drie staande figuren nabij de hoofdingang en drie figuratieve reliëfs in de toren.

Direct naast de in- en uitgang staat een beeldengroep van drie vrouwen. Zij staan symbool voor de snelheid, de veiligheid en de dienstverlening van het spoorwegverkeer. Deze groep stond eerst boven de in- en uitgang.

Op de begane grond van de toren is een monumentaal bronzen reliëf aangebracht, een, zich oprichtend mannenfiguur voorstellend. Een geschenk van de gemeente Nijmegen aan de Nederlandse spoorwegen. Dit plastiek is van  Charles Hammes (1954)

Nijmegen Wederopbouw

Kerken

Nijmegen kent een aantal kerken die na de oorlog gebouwd zijn in de typische modernistische wederopbouwstijl. Daarvan is de Molenstraatkerk – officieel de Petrus Canisius kerk – het bekendst. Deze kerk is de opvolger van de Ignatiuskerk welke zwaar getroffen is door het bombardement. Exterieur en interieur vertonen alle kenmerken van de wederopbouwarchitectuur en –kunst.

Even buiten het centrum is een typische wederopbouwkerk de Dominicuskerk aan de Prof. Molkenboerstraat.

Kenmerkend zijn de betonnen kozijnen, verticale lijnen en een campanile klokkentoren. Ook de ramen en de staties in de kerk zijn evident de wederopbouwstijl.

Eigenlijk valt het bouwjaar van de Maranathakerk aan de Steenbokstraat buiten de wederopbouwjaren. Toch past de stijl er zeker bij. De architect heeft zich volledig laten inspireren door het werk van Le Corbusier. Vooral het raam in de kerk is van een buitengewone schoonheid.

Wederopbouwkunst

Van de monumentale kunst is het keramische mozaïek veel gebruikt op gevels van gebouwen. Vaak kleurrijk, met veel detail.
Figuratief, maar wel met gestileerde vaak geometrische vormen.

Aan de Kroonstraat 148 staat de Titus Brandsma kapel.  kapel, gewijd aan de “kleine, moedige, gevaarlijke en karaktervolle Karmeliet” en bedoeld als nationaal monument voor de nagedachtenis van Titus Brandsma. De kapel staat voor de afgebroken Carmelietenkerk, op de plaats waar Titus Brandsma opgepakt is door de Duitsers. De kapel is in 1960 gebouwd door architect dr. ir. Pieter Dijkema. Het mozaïek diagram van O.L. Vrouw van de Berg Carmel is van Jan van Eijck.

In de Vleeshouwerstraat is het mozaïek Moeder Gods als beschermers van de schippers van J.P.F.Truijen (1966) te zien.

Buiten het centrum boven de hoofdentree van Het Rijks (voormalige Dr. Poelsschool) aan de Goffertweg is het mozaïek
Zeven dagen van de week van H.L. Brouwer (1957) te zien. Verschillende ambachten zijn afgebeeld.

Naast de ingang van de sterflats aan de Batavierenweg zijn mozaïeken van P.H.Schoenmakers afgebeeld (1960). Spelende kinderen en vogel, en Gezin en vissen.

Aan de wedren op de muur van het Karel de Groet college hangt het mozaïek Twee sportbeoefenaars van W. Zandvliet (1960).

Het rijtje ronde mozaïeken hierboven is te zien boven de winkel Ici Paris in de Broerstraat.

Wederopbouwkunst

Bakstenen versieringen

De baksteenindustrie krijgt steeds meer concurrentie van de cement- en beton nijverheid. Daarom stimuleren ze architecten en kunstenaars
om baksteen voor decoratieve versieringen of monumentale kunst te gebruiken. En met interessante resultaten, zoals de adelaar op de Nijmeegse Schoolvereniging aan de Lamastraat.

baksteentjes

Betonnen reliëfs en betonnen versieringen

Veel panden werden voorzien van betonnen reliëfs. In Nijmegen vooral mythologische- en Bijbelse voorstellingen. Bij warenhuizen vaak om het pand een sjieker uiterlijk te geven, zoals bij WE – voorheen modehuis Gerzon – in de Burchtstraat. De reliëfs van Jac Maris daar verbeelden daar dat de mens plant, dier en vrucht gebruikt voor de kleding.

Op de gevel van de winkel- woonflat hangt een reliëf van Jac Maris voorstellend Mercurius met naast hem de kleine Bacchus.

Bijbelse taferelen zien we op het Carmelklooster in de Doddendaal (nu studentenhuisvesting) voorstellend een tronende Maria met king van J.H. Goldenbeld (1951) Op het Karel de Grote College hangt St. Louis, een reliëf van E.A.W. van Teeseling (1951) en om de hoek het reliëf Vervult U met de vruchten die ik draag van M.J.M. van Beek (1959). Aan de Van Schaek Matthonsingel hangt het reliëf de barmhartige Samaritaan van Piter d’Hont (1949).

Aan de St. Jorisstraat bij het Zelfregiecentrum hangt een reliëf van Jac. Maris. En aan de Akkerlaan op de Pius VII Mavo een reliëf van Sjaak van Rhijn, Bron des levens (1965).

In het vroegere bankenkwartier rond de Mariënburg zien we reliëfs die te maken hebben met geld. Zoals de twee spaarvarkens van Charles Hammes (1954) en een koperen plastiek voorstellend het geldverkeer eveneens van Charles Hammes.

Panden kennen ook betonnen versieringen die verwijzen naar de diensten die het winkelpand te beiden heeft. In de Mariënburgsestraat is een betonnen typografie van Garage Voss te zien. In de Molenstraat een betonnen laars van schoenmode van Veggel, nu the Athlete’s foot. En op het hertogplein een betonnen logo van van der Stad, gereedschappen en ijzerwaren.

Tenslotte zien we eenvoudige betonnen versieringen bij borstweringen en balkons.

betonnen rand

Sgraffito is een techniek waarbij in verschillend gekleurde pleisterlagen wordt gekrast en zodoende figuren e.d. ontstaan in verschillende kleuren. De scherpe lijnen van deze techniek geven vaak een grafisch uiterlijk. Speels vormgegeven sgraffito is te zien op de muren van de balkonnetjes in de Broerstraat. Voorstellingen van vrouwen en dieren van de kunstenaar Jac Maris. In Klein Mariënburg is een voorstelling van Mercurius te zien van Wim van Woerkom (1953). Aan de St. Canisiussungel hoek St. Jorisstraat zijn twee voorstellingen te zien.

Nijmegen Wederopbouw

Herinneringsmonumenten en historische beelden

Na de oorlog zijn er ook in Nijmegen herinneringsmonumenten gemaakt. Op het Trajanusplein staat het verzetsmonument van de beeldhouwer Marinus van Beek (1954) waar wordt jaarlijks de dodenherdenking plaatsvindt. Bij de St. Stevenskerk staat het Monument voor burgerslachtoffers van Marie S. Andriessen (1959). Voor Jan van Hoof is een monument gemaakt door Jac Maris (1954) dat op de Waalbrug staat. Op het plein 1944 staat het monument voor De gevallen soldaat, eveneens van Jac Maris (1952).

Keizer Trajanus (Charles Hammes, Ed van Teeseling, 1956), Keizer Karel de Grote (A. Termote, 1960) en Mariken van Nimwegen (Vera L.M. Tummers-van Hasselt, 1957) zijn beelden die onlosmakelijk verbonden zijn met de geschiedenis van Nijmegen.

Nijmegen Wederopbouw

Film

In de film hieronder wordt het hele verhaal van de wederopbouwkunst in Nederland én van Nijmegen verteld. Naast de monumentale kunst en het modernisme, worden ook andere kunstuitingen die bij de wederopbouwjaren horen zoals de grafische kunst, de industriële vormgeving en de jazz besproken.